Bij elk onderzoeks- of onderwijsproject wordt zorgvuldig en op wetenschappelijke gronden bepaald welke diersoort de meest passende is. Muizen worden het meest gebruikt.
Bij de meeste dierproeven worden kleine knaagdieren ingezet. Vooral muizen worden veel gebruikt, onder meer omdat veel onderzoek vanouds op muizen is gedaan, er relatief veel kennis is over hoe het muizenlichaam reageert, er veel genetisch gewijzigde varianten van muizen beschikbaar zijn voor specifieke onderzoeksvragen, en er veel hulpmiddelen beschikbaar zijn voor onderzoek met muizen (bijvoorbeeld: antistoffen die in muizen gebruikt kunnen worden).
Ongeveer de helft van de dierproeven werd dan ook uitgevoerd met muizen. Ook ratten, kippen en zebravissen werden vaak ingezet (15%). Voor onderwijs werden behalve muizen en ratten vooral cavia’s, hamsters, konijnen, honden, katten, paarden, schapen, runderen, kippen en duiven ingezet.
Diersoort | UU | UMC Utrecht | Totaal | Percentage |
---|---|---|---|---|
muis | 1.991 | 7.969 | 9.960 | 48,76% |
zebravis | 3096 | 3096 | 15,16% | |
huishoender | 3.006 | 3.006 | 14,72% | |
hond | 2.270 | 22 | 2.292 | 1,43% |
rat | 1.112 | 973 | 2.085 | 10,21% |
rund | 671 | 671 | 3,28% | |
kat | 443 | 443 | 2,17% | |
geit | 184 | 30 | 214 | 1,05% |
varken | 73 | 81 | 154 | 0,75% |
andere vogels | 150 | 150 | 0,73% | |
paard, ezel en kruisingen | 136 | 136 | 0,67% | |
schaap | 106 | 2 | 18 | 0,53% |
cavia | 52 | 52 | 0,25% | |
konijn | 36 | 36 | 0,18% | |
fret | 24 | 24 | 0,12% | |
Totaal | 13.298 | 9.129 | 22.427 | 100,00% |